dinsdag 21 juli 2015

Jong geleerd, oud gedaan


 

Zeilen en varen deden we allebei al van jongs af aan. Bij mij begon het toen mijn vader een casco bootje kocht een kolibrie. Alleen een romp meer was het niet. In de achter tuin werd ze afgetimmerd en ik hielp mee wat ik kon.. Had geen idee wat het precies moest gaan worden of wat je ermee kon. Ik was toen pas 7 jaar oud.
We gingen zeilen terwijl nog niemand in onze omgeving ooit had gezeild, maar de liefde was geboren voor het water, de vrijheid en waar de wind ons bracht. Alles moest ontdekt worden. Hoe gaat dat met de zeilen, hoe werkt dat met de wind. Geen toilet aan boord , dus gewoon op de puts. Nou ja nu niet meer gewoon, maar toen wisten we niet anders. Ik weet nog dat we een paar jaar later een chemisch toilet aan boord kregen zoals in een caravan. Iedereen kwam er naar kijken.  Er waren toen nog erg weinig bootjes op het water. Later toen mijn broer geboren werd, (heet ook Martijn nader te benoemen als Broer) kwam er een andere boot.
Een Wibo, een stalen schip met in de romp de raampjes. Dit in geheel niet favoriet bij m,n moeder. Als we een beetje schuin gingen kwamen de raampjes onder water te staan. Daar heb ik wel een beetje angst aan over gehouden, ramen horen niet onderwater te staan. In die tijd kreeg ik ook mijn eerste eigen bootje, een optimist. Gezaagd en in elkaar gezet en geverfd door mijn vader. Mams had er zeilen bij gevonden, en geboren was mijn eigen Dopje. Zo heette mijn optimist.
Ik was zo klein: maar ik was voor mijn gevoel een wereld reiziger. Gepakt met fles drinken en zak chips ging ik wel even de wereld ( haven waar we lagen) verkennen. Zeilde waar ik wilde en waar mijn durf lag. Kwam vaak niet eens buiten de haven, maar het voelde heel vrij. Eens vaarden we op het IJsselmeer, zware tegen wind en Dopje die achter de boot  aan dobberde liep vol water. We kwamen niet meer vooruit. Motor voluit en nog achter uit gaan. Mijn vader wilde mijn bootje los snijden omdat het niet meer haalbaar zou zijn. Ik heb geschreeuwd, gehuild mijn bootje naar de bodem? Nee! Ik ga er wel in en schep haar leeg. Uiteraard mocht dat niet van mijn ouders. Dopje is gespaard gebleven, door het tij dat uiteindelijk keerde....maar nu zou ik hetzelfde hebben gedaan als mijn ouders beslissing  toen...  los snijden. We zijn uiteindelijk aan wal gekomen, als kind zie je niet de gevaren, je snapt het gewoon niet.  Ik heb Dopje nog een paar jaar gekoesterd. Tot mijn pubertijd toen werd zeilen stom. Veel later kwam er nog een Phantom. Ik woonde al op mezelf en vond het stiekem toch wel weer leuk die boot. Ging daagjes mee, genoot van mijn plekje aan boord: ”Voor op de punt”, deinend in de golven, hopend een golf te kunnen pakken met mijn voet. De wind door je haren, het ongrijpbare over je heen laten komen.
Martijn wilde van jongs af aan bij de marine, vanaf 10 jaar tot 16 jaar heeft hij leren zeilen op een BM’er en op vletten,  hij zat bij het zeecadetten corps. Hij had als enige in zijn familie open bootjes en was waterskiën een grote hobby. Als hij vrij was, was hij altijd op het water te vinden. Klaar van school: maar nog te jong om bij de marine te gaan (wilde hij van kleins af aan al) is hij gaan varen op binnenvaart schepen. Eerst alleen in Nederland op de Egbertine, dat heeft hij 1 jr gedaan. Daarna de rijn op met de Jaap naar Duitsland, Zwitserland en Frankrijk en daarna nog ¾ jaar op de Floris, een oude duwboot. Toen kwam de oproep voor de marine. Hij lag toen net in Pontamouson. Uit eindelijk heeft hij iemand gevonden om mee te kunnen rijden die hem naar Nederland wilde brengen voor de keuring voor de marine. Ook had hijzelf als enige in zijn familie open bootjes en was waterskiën een grote hobby.
Als we elkaar weer opnieuw leren kennen heb ik al een zeilboot. Een loper/ Standfast  van Frans Maas. 8.20 lengte en Martijn is er gelijk helemaal verknocht aan. Samen hebben we vele dagen, weken, uurtjes door gebracht aan boord. Daar hebben we aan elkaar onze droom kenbaar gemaakt dat we de wereld rond willen dobberen. We gingen weken de Grevelingen verkennen en eiland na eiland af, met de uitdaging om met onze beperkte middelen zo min mogelijk het vaste land te hoeven aan doen. Proviand en water (100 liter) en brandstof (35 liter) lukte het vaak om ruim een week niet naar het vaste land te hoeven. Vaak lag het aan stroom, we hadden geen laders of iets dergelijks. Maar de vrijheid en primitief leven maakte ons beide gelukkig en heel vrij. We namen alles wat er was. Mosselen zoeken, zeekraal, lamsoren, of vis vangen of gewoon eten maken met wat er is (zo zijn er lekkere recepten ontstaan). Zo heerlijk geen gestress, telefoons, internet, enkel wat je hebt en de natuur.
Dus beide hadden we al de liefde voor het water en de drang naar vrijheid en het onbekende te ervaren.




 w

Geen opmerkingen:

Een reactie posten